Home
Jan van Wijngaarden
Mijn favorieten
Boekrecensies
Ideeën/stokpaardjes
Consuminderen
ChristenUnie homo's
Europees Referendum
Ietsisme
Asfaltwinkel
Flatlander fabel
Dejuridisering
Voetbal
Gedachten over MVO
Mijn God
Fotoalbum
Wijn
Sitemap
Discussie
Gastenboek

DE FABEL VAN DE FLATLANDERS

In ‘Een korte geschiedenis van de tijd’ van Stephen Hawking las ik dat in de quantummechanica een rekenmodel is ontwikkeld voor de beschrijving van het ‘gedrag’ van subatomaire deeltjes. Ik begreep dat het om een kansberekening gaat voor een enigszins betrouwbare voorspelling dat het betreffende deeltje zich op een gegeven moment op een bepaalde plaats bevindt. Het model vereist een wiskunde die redeneert vanuit (minimaal) 11 dimensies. Daar kunnen we ons niets bij voorstellen. Tot drie dimensies lukt het redelijk, maar voor de vierde hebben we al een grote dosis abstract denkvermogen nodig. Hoeveel mensen kunnen bijvoorbeeld Einsteins’ relativiteitstheorie en de tijd-ruimte verbanden daarvan echt begrijpen? Ik kan het niet, geef ik toe, en wellicht zult u dat, zeker na het lezen van dit artikel, gewoon wijten aan de beperkte intelligentie van Jan van Wijngaarden. Maar een rekenmodel in 11 dimensies is sowieso andere koek; daarmee kunnen we subatomaire verschijnselen hoogstens beschrijven; van verklaren is absoluut geen sprake. Als er dus iets bestaat dat een door ons waarneembaar patroon genereert, zullen wij nooit enig benul hebben van wat dat ‘iets’ zelf is. Zijn de verschijnselen nog ‘fysisch’, de oorzaak is ‘metafysisch’. Voor mij impliceert dat dat er iets is dat ons overstijgt en wat we nooit ten volle zullen begrijpen, noem het wat mij betreft ‘God’. Menigeen zal nu wellicht vermoeden dat ik een gelovig mens ben. Maar op dit punt is volgens mij geen keus mogelijk die niet op geloof is gebaseerd. De tegenstelling ‘geloof’ en ‘wetenschap’ is in deze kwestie volgens mij een misvatting. In ‘Omhoog kijken in platland’ noemt Ouweneel in dit verband de discussie tussen het ‘naturalisme’ en het ‘supranaturalisme’. “Naturalisten zeggen ongeveer dit: de werkelijkheid bestaat alleen uit wat wetenschappers via empirie en logica daaromtrent ontdekt hebben en nog ontdekken zullen. Supranaturalisten zeggen ongeveer dit: de werkelijkheid bestaat uit méér dan datgene wat wetenschappers via empirie en logica daaromtrent ooit zullen kunnen ontdekken …”. Ouweneel voegt daar nog aan toe “… en dat meerdere zou wel eens heel wat belangrijker kunnen zijn”. Let wel: het gaat hier niet om een wetenschappelijke discussie die op grond van toetsbare hypothesen zou kunnen worden beslecht. Het gaat om ideologieën. Een keuze ertussen kan niet anders dan op geloof gebaseerd zijn. Ik kies voor een supranaturalistisch standpunt, want ik kan geen aannemelijke reden bedenken waarom de werkelijkheid uit niets meer zou bestaan dan wat onze zintuigen direct of indirect kunnen waarnemen.

Op grond van het beeld dat er ‘iets’ is dat zich in minimaal een dimensie meer dan onze drie manifesteert, wil ik een tweetal gedachtenexperimenten presenteren. Ik denk niet dat ik ze echt van mezelf heb, maar kan me niet meer herinneren waar ik ze opdeed. In ‘Hoe het heelal zijn vlekken kreeg’ beschrijft Janna Levin wat ‘avonturen in vlakland’ en ook de titel van het genoemde ‘Omhoog kijken in platland’ van Cees Dekker e.a. suggereert een bron te kunnen zijn. Maar beide boeken las ik pas nadat ik de gedachtenexperimenten beschreef.

1. DE FABEL VAN DE ‘FLATLANDERS’

Een dagopening toen ik docent was op het Revius Lyceum te Doorn

“Als we zouden aannemen dat er een God bestaat die hand heeft gehad in het ontstaan van de wereld zoals wij die kennen, dan gaat die ons voorstellingsvermogen te boven. Laten we zijn metafysische macht uitdrukken in vier dimensies. God zou dan bestaan in (slechts) één dimensie meer dan wij. Omdat we ons daar geen beeld bij voor de geest kunnen toveren, stel ik voor om de hele relatie God (vier dimensies) – Mens (drie dimensies) één dimensie lager in te beelden. God heeft dan drie dimensies en zou er zo uit kunnen zien als wij en de Mens heeft dan twee dimensies, alleen lengte en breedte, en wordt dan een ´flatlander´.

Stel dus dat ik God ben en hier op de vloer van het klaslokaal heel veel flatlanders leven. Nu stamp ik hier met mijn rechtervoet hard op de grond. Een groot aantal flatlanders komen om bij dit ongeluk. De flatlander-omstanders hebben geen idee wat er gebeurd is, want het kwam uit een andere dimensie. Rondom de afdruk van mijn voet ontstaat een geloof in een God die er uit ziet als de afdruk van een voet, maat 40, want met geloof luistert het meestal nauw ;-).

Aan de zijkant van het klaslokaal ga ik vervolgens, leunend tegen de muur, ondersteboven op mijn beide handen staan. Onder mijn handen worden vele flatlanders verpletterd. Aan de zijkant van de klas ontstaat een geloof dat God beschrijft als twee naast elkaar geplaatste handen.

Beide flatlander-geloven bestrijden elkaar op leven en dood, want flatlanders kunnen zich niet voorstellen dat hun Goden in feite hetzelfde zijn.

 

De mogelijke bron voor dit verhaal. Ik was me daar niet van bewust.

Flatland, A Romance of Many Dimensions, by A Square (Edwin A. Abbott). Uit 1884!

2. DE GEEST IN DE FLES

Laten we aannemen dat God in één dimensie meer bestaat dan wij. Omdat we ons daar geen beeld bij voor de geest kunnen toveren, stel ik voor om de hele relatie God (vier dimensies) – Mens (drie dimensies) één dimensie lager in te beelden. God heeft dan drie dimensies en zou er zo uit kunnen zien als wij en de Mens heeft dan twee dimensies, alleen lengte en breedte, en wordt dan een ´flatlander´.

De flatlander eet tweedimensionaal voedsel, dat hij bewaart in een cirkelvormige provisieruimte, die hij met een deurtje (een klein streepje in de cirkel) kan openen en sluiten. Nadat hij zijn voorraad heeft geïnventariseerd, sluit hij tevreden de provisieruimte af en gaat slapen. Maar God, die drie dimensies heeft, ziet gewoon van bovenaf het voedsel in het cirkeltje liggen en legt de verschillende voedingsmiddelen netjes geordend bij elkaar. De volgende ochtend merkt de flatlander dat er orde in zijn voorraad is gebracht, maar begrijpt er niets van.

Maar als een driedimensionele God rechtstreeks kan ingrijpen in een in de ogen van de flatlander afgesloten voorraadruimte, kan een vierdimensionele God rechtstreeks ingrijpen in een in onze ogen afgesloten driedimensionele voorraadruimte. Concreet: ook al is de kurk nog in de fles, God kan rechtstreeks bij de wijn. En bij sommige wijnen proef je dat.

Kees Schippers wees mij op de mogelijke bron voor de Flatlander Fabel . Ik was me daar niet van bewust. Uit 1884 !!!

 

Jan van Wijngaarden
webmaster@janvanwijngaarden.nl