5 Maart. Devamrita Swami – Perfect Escape. Wat ik er van begreep. Lichaam en ziel zijn zeer verschillende zaken. Het lichaam is slechts een verpakking dat een ziel een tijdelijke vorm van bestaan verstrekt waarin zij ervaringen kan opdoen. Onze samenleving doet ons echter geloven dat het juist de verschijningsvormen van die tijdelijke toestand zijn waarom het in ons leven zou moeten gaan: carrière, prestige, spullen, geld, sex. Dat weerhoudt ons ervan om te ervaren dat onze ziel deel uitmaakt van ‘het Alomvattende Geheel’ en – in een latere ervaringsfase – te leren onderscheiden wat er werkelijk toe doet in het leven. Menig hotel heeft een aardige plek om dit soort boeken achter te laten …
4 Maart. Multatuli – Woutertje Pieterse (Bulkboek), bewerkt en bekort door Ivo de Wijs. Hoeveel Ivo de Wijs heeft ingegrepen moge duidelijk zijn uit het feit dat hij de 556 pagina’s van het origineel terugbracht tot 65 op Bulkboekformaat; d.w.z. ongeveer 130 ‘normale’ pagina’s. Omdat ik het origineel niet kan, ken ik niet echt een oordeel vellen over de schrijfstijl van Eduard Douwes Dekker in deze roman ;-). Maar ik heb er wel van genoten. Prachtige volzinnen die bol staan van de ironie of cynisme. En weer een sfeerschets van de tweede helft van de 19e eeuw. Ditmaal over de (would-be) onderkant van de middenklasse. Over de burgerlijkheid, dus. Bijvoorbeeld (als één der kinderen uit het gezin Pieterse op school een wat frivool gedicht heeft ingeleverd, komt de dominee – in aanwezigheid van buurvrouw Laps - zedepreken):
“- Jonche dochter, door mijn hoochepriesterschap in de Here, zeg ik u, jonche dochter, dat gij gelijk bent aan de hoer van Babylon, die hoereerde met de koningen der aarde.
Lezer, haal uw neus niet op voor deze juiste weergave van de woorden van de huisdominee. Ik geef graag toe dat ik, die geen christen ben, onmiddellijk de deur zou wijzen aan iemand die zich in mijn huis zulke uitdrukkingen zou permitteren, maar christenen mogen zich nu eenmaal niet beklagen, als men hen toespreekt met teksten uit hun eigen bijbel. Juffrouw Laps had zelfs graag wat meer gehoord over de reputatie van die Babylonische vrouw. Zij trok een gezicht dat te kennen gaf dat zij nooit in Babylon geweest was, zodat niemand haar iets zou kunnen verwijten. En juffrouw Pieterse was zo vertrouwd met de onbeschoftheden van de tale Kanaäns, dat ze zich geenszins verbaasd of ontsticht voelde.”
Waar ik me wel een beetje over verbaasde, is dat die Woutertje een weliswaar intelligente, maar toch vooral dromerige sul is. Ik dacht dat hij een soortgelijke held als Max Havelaar zou zijn. Ook hier is het einde weer verrassend, maar nu omdat dat ontbreekt in het origineel. Ivo de Wijs deed een poging, die ik overigens persoonlijk niet zo geslaagd vind.
2 maart. Yasmine Allas – Idil, een meisje. Een nogal recht toe recht aan, en sexueel expliciet verhaal (met autobiografische elementen; Allas is op 14 jarige leeftijd uit Somalië gevlucht) over een Somalisch meisje dat kennelijk cultureel helemaal geen Somalisch meisje is, want ze voelt al op jonge leeftijd zich miskend in het masculiene, islamitische Somalië. Vrouwen worden besneden, uitgehuwelijkt, verkracht en geslagen. Heel beklemmend. Als ze een blanke buurman krijgt, wordt ze daarop direct verliefd. Hij is wit, dus beschaafd. Dit komt wat uit de lucht vallen. Overigens niet omdat het om een Belg gaat. De karakters zijn allemaal erg zwart-wit. Misschien zoals een kind dat beleeft, maar ik heb soms de indruk dat er sprake kan zijn van ‘in retrospectief duiden’ van je herinnering. Verrassend slot.
28 februari. Elisabeth Knox – The vintner’s luck. In second hand book shop Kaikoura geruild tegen The Elephant and the Dragon. En achtergelaten bij Josie van de B&B in Waihi. Knox is een gelauwerde NZ schrijfster. Dit boek is onlangs verfilmd. Ik denk dat ik niet helemaal de taalvirtuositeit van Knox kan beoordelen. Het verhaal is intrigerend en goed te volgen, maar ik ken niet alle woorden en zeker niet alle zinsconstructies die in het Engels blijkbaar mogelijk zijn. Ergens in het begin van de 19e eeuw ontmoet Sobran, een jonge wijnboer uit de Bourgogne, ’s nachts een vreemde gast, wiens uitlatingen hij opvat als raad voor zijn leven. Als ze elkaar precies een jaar daarna weer ontmoeten, wordt het afgelopen jaar doorgesproken en beloven ze elkaar dit voortaan jaarlijks te herhalen. De titel van ieder hoofdstuk is dan ook een jaartal, met daarachter een wijnterm die het jaar typeert. De lezer komt er gaandeweg achter dat de vreemdeling niet de engel is waar Sobran hem voor houdt. En dat liefde een veelvormig en gelaagd en daardoor soms heel verwarrend begrip is.
Neel Doff – Hongersymphonie. Een ‘Bulkboek’ -selectie van teksten uit boeken van Doff, die we beter kennen als haar alter ego ‘Keetje Tippel’. Doff leerde op relatief late leeftijd schrijven. De combinatie van ‘rijke’ levenservaring en eenvoudige tekst maakt indruk. Het geeft zowel een beeld van de armoede aan het eind van de 19e eeuw als een beeld van het leven van een vrouw die via prostitutie voor haar familie een uitweg uit de ellende zoekt. In vele talen vertaald. Ze schijnt zelfs een Nobelprijs -nominatie voor haar oeuvre te hebben gekregen.
23 februari. Slaap – Annelies Verbeke. Een vlot geschreven, licht absurdistische roman over twee mensen die al tijden niet meer kunnen slapen. Hij ziet haar tevens voor zijn moeder aan. De potvis waarover ik in mijn weblog schreef is zijn zelf verzonnen mascotte/leidsman in een leven waarin hij niet kan kiezen tussen opgroeien of krankzinnigheid. Kan zij iets voor hem betekenen …?
Alles (planeet Alles) – Esther Gerritsen. Toneelstuk. Zelfs na lang kauwen niet te verteren. Gerritsen zegt in het voorwoord gefascineerd te zijn door dialoog. Wat dat meer zegt dan dat je praten belangrijk vindt, wordt me in dit boek niet duidelijk. Mensen praten onzin over abstracte figuren.
Kind 44 – Tom Rob Smith. Een ongelofelijk spannende thriller. Helemaal mijn genre niet, maar ik heb dit dwarsliggerboek in grote vaart uitgelezen. De schrijver heeft gedegen achtergrondstudie gedaan en beschrijft hoe beklemmend een samenleving als de Russische in de vijftiger jaren geweest moet zijn. Het systeem is belangrijker dan het individu. Als het systeem om wat voor reden dan ook jou verdenkt van ontrouw en je kunt de verdenking niet ontkrachten, ben je dus schuldig en word je verbannen of geëxecuteerd. Het systeem heeft er immers geen belang bij het individu het voordeel van de twijfel te gunnen. Hierdoor gaan mensen op een heel verknipte manier met elkaar om. Dit boek gaat over een seriemoordenaar, voor wiens over een groot deel van de Sovjet Unie verspreide moorden door de politie in iedere plaats telkens een individuele dader wordt aangewezen, die vervolgens wordt geëxecuteerd. Omdat misdaad in de communistische samenleving als een uitwas van het westen werd gezien, die in de ideale samenleving niet voorkomt, moest een afzonderlijke moord zo snel mogelijk als een incident worden afgehandeld. De hoofdpersoon werkt bij de staatsveiligheidsdienst en moet dus tegen dogma’s vechten als hij een patroon begint te ontwaren. Stalin zal immers nooit toegeven dat al die afzonderlijke ‘moordenaars’ ten onrechte ter dood zijn gebracht. Dat zou immers betekenen dat het systeem heeft gefaald. De halsbrekende toeren die de hoofdpersoon moet uithalen om te kunnen leven naar zijn overtuiging zijn vergelijkbaar met een James Bond film. En ik was er van overtuigd louter fictie te lezen. Blijkt het boek op een waar gebeurd verhaal gebaseerd te zijn …
De jongen in de gestreepte pyama – John Boyne. Geruild tegen Kind 44 met een NL stel voor het informatiecentrum van Martinborough. Bruno is het negenjarige zoontje van de commandant die door de Führer wordt aangewezen om Auschwitz te leiden. Dat wordt de lezer langzamerhand duidelijk aan de hand van de waarnemingen van de zelfs voor zijn leeftijd wat onnozele Bruno. Tot het eind van het boek heeft hij geen idee hoe zijn vriendschap met een jongetje aan de andere kant van het hek (in een gestreepte pyama) door zijn ouders zal worden beoordeeld. Dat leidt tot een tragisch slot.
10 februari. The Elephant and The Dragon, the rise of India and China and what it means to all of US – Robyn Meredith, 2007. Ik heb US met hoofdletters geschreven, want het boek is, net als Friedman’s (niet Milton) The flat earth, nogal vanuit Amerikaans perspectief geschreven. Globalisering, en met name de overdracht van banen aan China (productie) en India (back-office), is een probleem voor de Verenigde Staten. En daar moeten de VS, naar de volksaard, een uitdaging van maken, vinden beide schrijvers. Meredith is van mening dat de VS hun voorsprong kunnen houden als ze excelleren in onderwijs en innovatie. Dat hebben wij in Europa ook bedacht, dus ik ben benieuwd … Een voordeel voor Amerika is zijn flexibeler arbeidsmarkt. Mensen zijn daar toch meer gewend dan in Europa om van baan te moeten veranderen. Je merkt het al, ik ben wat ‘conventional wisdom’ aan elkaar aan het praten. En daar komt het boek mijns inziens toch een beetje op neer. Vooral de interessante anecdotes en citaten uit interviews doen de materie leven. Maar daar zit ook het zwakke punt. Waar mij na een paar pagina’s van een hoofdstuk al wel duidelijk is wat de schrijver wil zeggen, gaat het nog soms een twintigtal pagina’s door over hetzelfde onderwerp. Ze is overduidelijk helder. Zowel Friedman als Meredith hadden mijns inziens hun verhaal in een compacte journalistieke paper van 50 bladzijden kunnen prakken. Maar daarmee beland je niet in de ‘airport bookstores’. Dat een – natuurlijk bijgeleverde – recensie van het boek de beknoptheid van de schrijver looft, hangt mijns inziens vooral samen met de immense omvang van het onderwerp. En in die zin heeft het ook voor mij wel wat meer scherpte gebracht in het beeld van India en China. Een opmerkelijk verschil tussen Friedman en Meredith is dat de laatstgenoemde de verwaarlozing van het milieu in China beschouwt als mogelijk de grootste bottleneck voor voortdurende groei. Een citaat: “China is less zealous about protecting its air and water than about protecting economic growth. The same government that obsessively monitors the Internet, that imprisons human rights activists and their lawyers on vague pretexts, that detects and terminates pregnancies that violate China’s one-child policy, routinely ignores flagrant, deadly violations of its laws on pollution”. Noot mijnerzijds: ik denk dat het niet zo bedoeld is, maar het 1 kind –beleid is vanuit milieu-oogpunt waarschijnlijk zeer verstandig. Zonder dit beleid zou China op dit moment naar schatting 400 miljoen meer inwoners hebben gehad.
28 januari. Ik (Anke) las als een van de laatste boeken op vakantie ‘Spijkerschrift’ (2000) van Kader Abdolah, het pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani (1954). Een mooi geschreven boek, temeer daar de auteur natuurlijk geen oorspronkelijk Nederlander is, erg knap dat iemand dan toch zo de taal kan leren beheersen dat hij in staat is zo’n boek te schrijven. Het deels autobiografische boek leest als een sprookje, en gaat vooral over de verhouding tussen doofstomme vader Aga Akbar en zoon Ismaiel (die later vanwege zijn rol in het verzet tegen het regime van de Sjah en vervolgens van Chomeini naar Nederland vlucht). En passant behandelt het boek de gebeurtenissen in Iran in de periode van ca. de afgelopen 50 jaar. Een mooi, fijnzinnig en ontroerend boek.
Inmiddels heb ik (Jan) van Kader Abdolah ook ‘De reis van de lege flessen’ (1997) en een selectie van teksten uit ‘De boodschapper en de Koran’ (2008) gelezen (dubbel Bulkboek). Ook in ‘De reis’ toont KA zijn subtiele beheersing van de Nederlandse taal. Aan de hand van de omgang met René, zijn eerste buurman als asielzoeker in Nederland, beschrijft hij zijn eigen integratie in de NL samenleving met precieze zinnetjes. Ik begrijp dat ‘De boodschapper’ een raamvertelling is over de totstandkoming van de Koran, waarin ‘en passant’ de Koran voor Nederlanders vertaald wordt. Zodat ook NL schrijvers, dichters en kunstenaars gemakkelijker ook inspiratie uit de Koran zouden kunnen putten. Bij mij lag de nadruk op de inhoud. Die gaf mij een beeld van Mohammad (zo schijn je dat te moeten schrijven) als een nogal opportunistische machtswellusteling. Hij copieerde van alles van Joden en Christenen, onderhandelde met deze geloofsgroepen over de leefregels die Allah zou toestaan op plekken waar ze met Islamieten zouden moeten samenleven en kreeg ‘soera’s’ (ingevingen van Allah) met ‘toevallig’ toepasselijke – algemeen geldende - voorschriften als hij in zijn persoonlijk leven in een netelige positie was geraakt. De voorschriften zullen voor die tijd een stap vooruit zijn geweest, maar voor toepassing in de huidige samenleving zijn ze veel te masculien. Bijvoorbeeld: “De mannen zijn boven de vrouwen gesteld, want God heeft de een boven de ander verkozen, en omdat ze over hun vermogen beschikken. De beste vrouwen zijn zij die gehoorzamen en die waken over wat bij hen verborgen ligt. God weet alles. Maar als er vrouwen zijn over wier gehoorzaamheid jullie je zorgen maken, praat dan eerst met hen, waarschuw hen. Als het niet helpt, neem afstand van hen in bed. Als het nog niet helpt, sla ze. Als zij jullie daarna gehoorzamen, dan mag je hun verder niets aandoen. God is groot!”
In Queenstown Erich von Dänikens’ ‘Chariots of the Gods. Was God an astronaut?’ gelezen. Het is een oud boek, uit 1969, had er veel over gehoord, maar het nog niet eerder gelezen. Voor 50 cent gekocht in Cessnock. Ik heb het inmiddels weer achtergelaten in het hotel. Strategisch onder de hotelbijbel gelegd. Ik zal uitleggen waarom.
Wat ik ook al in de Internet-Zeitgeistmovie was tegengekomen (zie www.zeitgeistmovie.org o.i.d.) wordt ook hier beschreven: veel essentiële verhalen uit de Bijbel komen al in (veel) oudere bronnen voor. Ik heb het boek hier nu niet meer, maar een belangrijke bron is in ieder geval het Gilghamesh epos. En het gaat om verhalen/thema’s als: de zondvloed (waarover veel gedetailleerder wordt verteld dan in de Bijbel, ook met voorspelling van de vloed door God en de opdracht een Ark te bouwen); de vernietiging van Sodom en Gomorra (ook in groter detail); het thema van het prinsje in het rieten mandje (dat heeft Mozes waarschijnlijk zelf aan het Egyptische hof gehoord); de voorschriften die de goden, waarvan ‘niemand het aangezicht mag zien’ op stenen tafelen aan de mensen geven; de belofte van een leven na de dood, als God terug zal komen op aarde, de verlosser die op 25 december wordt geboren; ‘onbevlekte ontvangenis’ door interactie met de goden, de Wijzen uit het Oosten, etc. etc. Dit wil niet zeggen dat het Bijbelverhaal onzin is, maar dat het zich in grote lijnen baseert op wijsheden die eerder en elders in een andere vorm zijn gegoten. Wel betwistbaar is dus de exclusiviteit van het Bijbelverhaal.
Er zit ook een lijn in het boek die suggereert dat dit alles voortkomt uit een mogelijk bezoek aan de aarde van buitenaardse wezens met hoge intelligentie. Zowel in de Maya-tempels, als in de Piramides, als in de stenen op de Paaseilanden zijn aanwijzingen in dezelfde richting te vinden. Alle historische verklaringen die worden gegeven voor deze ‘wonderen’, worden door Von Dänicken ontkracht. In een Turkse bibliotheek is een wereldkaart gevonden van ene Piri Reis (toepasselijke naam) die de wereld (inclusief de juiste landmassa van Antarctica) correct weergeeft, bezien vanuit het – sterk vertekenend - perspectief van kilometers boven Caïro. De kaart is niet precies te dateren, maar zelfs op het moment dat –ie eigendom werd van de bibliotheek was een groot deel van de erop weergegeven landmassa’s nog niet eens ontdekt. Rara, kan dat eigenlijk wel.
Dat het boek gedateerd is, blijkt uit de aandacht die de meteorietinslag in de SovjetUnie, in het begin van de twintigste eeuw krijgt. Ik heb daarover nog onlangs iets gelezen dat niet wijst op de nucleaire explosie die VD suggereert. Maar veel van de mysterieën die hij naar voren haalt, zijn dat nog steeds. Hij wijst er mijns inziens terecht op dat er maatschappelijke krachten zijn die wetenschappelijk onderzoek ernaar tegenwerken. Opmerkelijk is in dit verband dat zowel de Maya’s als de Sumeriërs, als de Egyptenaren, als de Grieken meer wetenschappelijke kennis over wiskunde en astronomie hadden dan staat en christelijke kerk in de middeleeuwen toelieten. VD maakt duidelijk dat zij het stadium van inzicht dat Copernicus de westerse wereld pas rond 1500 wilde duidelijk maken, al lang voorbij waren. Hoe is dat de doofpot in geraakt?
14 januari. 'Niemand regeert' van Marc Chavanes is een boek om chagrijnig van te worden. Als je dit leest, krijg je flink tabak van de besluitvormingscultuur in Nederland. Hoe economisme, particuliere belangen, compromissen bij coalitievorming en politieke scoringsdrift op vele vlakken, zoals de zorg, de energievoorziening, de files en het onderwijs leiden tot slechte besluiten voor Nederland, of althans het uitblijven van goede besluiten. Als ambtenaar realiseer ik me dat ook in mijn omgeving tekenen zijn van de processen die worden beschreven. Voor zijn gebundelde NRC -columns berijdt Chavanes wel wat stokpaardjes, maar het beeld is indringend. Hij komt telkens terug op de rationeel niet beredeneerbare idioterie van de zogenaamde noodzaak van salarissen hoger dan die van de premier en op de blinde toepassing van studeertafeleconomie op de Nederlandse energiemarkt. Ook de voor kostenbesparing zogenaamd noodzakelijke schaalvergroting in het onderwijs en de telkens nieuwe inzichten van beleidsmakers die over scholen, leerkrachten en leerlingen worden uitgestort neemt hij op de hak. Het marktdenken is zeker doorgeschoten bij het opknippen van zorg in uniforme eenheden van specifieke zorgtaken, die door managers vervolgens groot, zogenaamd goedkoop en anoniem ‘op de markt’ kunnen worden ingekocht. Ik krijg een beetje de indruk dat Chavanes deze onderwerpen aankaart op een moment dat de problemen al manifest zijn en het dus relatief gemakkelijk is om achteraf te duiden wat je vooraf had moeten doen. Voor de lezer die zich mogelijk wat onmachtig zou voelen hij wel voorbeelden van (internet)burgeractivisme die kunnen leiden tot verbetering van de politieke besluitvorming.
5 januari. Wat een adembenemend mooi boek is ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’ van Paolo Giordano. Menigeen had me al verteld dat het ‘het boek van het jaar’ was, en dan dacht ik (Jan) “het zal wel”, maar inmiddels had ik het met dezelfde aanbeveling al aan wat vrienden cadeau gedaan. Zonder het zelf gelezen te hebben, dus. Welnu: de beeldspraak is zoveel raker dan die in Godenslaap. Echt genieten. Een stijl van schrijven die – ‘inderdaad’, want ook één van de recensies sprak daarover – van een psychologisch inzicht blijk geeft die mij doet denken aan Tolstoj (Jongensjaren). Bij Tolstoj zit er wel minder vaart in, moet ik bekennen en het gaat bij hem over minder verknipte personen dan bij Giordano. De NRC recensent schrijft: (het boek) “… waarborgt een bron voor gedachten over alleen zijn, alleen durven zijn en alleen willen zijn”. Misschien moest ik dit boek wel lezen voordat ik in Nieuw Zeeland ga fietsen…
Van het boek ‘Over de liefde’ van Doeschka Meijsing had ik (Anke) in de recensies al gelezen wat een geweldig verhaal het was over de teloorgang van een liefde en de daaropvolgende depressie van de schrijfster (want autobiografisch). Omdat voor mijn gevoel uit de recensies de hoofdpersoon naar voren kwam als een wat zure, nurkse vrouw, zag ik er niet zo heel erg naar uit om het boek te lezen. Maar wat een meevaller: het verhaal gaat inderdaad over de depressie van iemand die verlaten is en alles volstrekt nutteloos vindt, maar het is met zo veel zelfspot geschreven dat het een prettige afstand geeft die bij het lezen over zo’n depressie heel aangenaam is. En die bijna absurdistisch aandoende zelfspot maakt dat ik het een ontzettend grappig boek vind, hoewel naar mijn mening het eerste deel wel een stuk beter is dan de rest. (Jan: voor mij was het eerste deel erg verward. Waarschijnlijk in overeenstemming met de stemming van de hoofdpersoon. Las niet echt lekker weg. Wat het tweede deel in het boek doet, is me een raadsel. In het derde deel begon het voor mij eindelijk een beetje te lopen en kreeg ik de behoefte om de stijl tot me te nemen). Het verschil met ‘de eenzaamheid van priemgetallen’ (dat ik daarna lees) is dat je in dat boek gewoonweg wordt meegezogen, of je nu wil of niet. Dat is het knappe van Giordano. De stijl van Meijsing blijft toch zorgen voor die afstand waardoor ik het boek ook snel weer uit mijn hoofd heb. (Jan: een grappig detail is dat ik nog nooit van de Field medal voor wiskundige prestaties had gehoord. In beide boeken wordt deze onderscheiding genoemd.)
22 december. Ik (Jan) heb inmiddels twee boeken gelezen. Eerst ‘Godenslaap’ van Erwin Mortier, bekroond met de AKO literatuurprijs 2009. In dit boek rijgen de woorden zich aaneen als de aardkluiten die na het ploegen de akker maken waarop wij, zo de Here wil en wij leven en ons op de juiste locatie bevinden natuurlijk, een jaar later, mits we van bier houden, het resultaat van de vergisting van zijn voortbrengselen kunnen proeven en ons tevens kunnen afvragen hoe het allemaal zover heeft kunnen komen. Dit is een gekke zin, ik verzon hem zelf, maar vergelijk die eens met een willekeurige echte uit bovengenoemd boek (p 151): “Ik zou kunnen zeggen dat ik me die ochtend zo goed herinner omdat dit afscheid, niet dramatischer of trivialer dan in al de zomers sinds mijn vroegste kinderjaren, toevallig ook het afscheid zou blijken van de wereld zoals we hem tot dan toe hadden gekend of hadden voorgesteld, en dat dus, met andere woorden, de gebeurtenissen nadien fungeerden als het zuur dat het tafereel van ons vertrek diep in de etsplaten van mijn memorie heeft uitgebeten – of misschien zelfs de gebeurtenissen die op dat eigenste moment elders plaatsgrepen, onder hetzelfde azuur van Europa’s laatste zomer: de knaap die de patronen in de lader van zijn pistool liet glijden , de granaat in de zak van zijn jas betastte en wie weet zijn hart in zijn keel voelde slaan.” Let op: het voorgaande is verdorie 1 zin! Een on-zin, naar mijn mening. Dit boek gaat over België in de Eerste Wereldoorlog, maar door de kennelijk nogal ingewikkelde of hoogdravende manier van denken van de hoofdpersoon ontging mij daarvan nogal wat. Mortier lijkt kritiek op deze stijl zelf te willen ondervangen door de moeder van de hoofdpersoon te laten zeggen dat ‘ze terzake moet komen’ en dat ze ‘zinnen in stukjes moet hakken’. Ik kan me niet voorstellen dat iemand in dergelijke volzinnen denkt, en mocht dat wel zo zijn, dan zou die persoon zich moeten laten nakijken. Zo hier en daar is de beeldspraak prachtig, maar overdaad schaadt.
Het tweede boek, ‘De crisiskaravaan’ van Linda Polman, leende ik van Thera van Summeren, een collega. Ook een citaat. In dit ontluisterende boek over de industrie van de humanitaire hulpverlening zegt een tienersoldaat/rebel uit Sierra Leone tegen de schrijfster: “White woman, do you know what ‘war’ means?” Ze zegt: “Ja, vechten”. Hij weer: “Wrong. It means: waste all resources”. Alles stukmaken, dan komen de westerse ‘humanitairen’ het weer beter maken. Het boek bevat een aantal voorbeelden van de mogelijk volstrekt perverse gevolgen van de zogenaamde politieke neutraliteit van westerse hulpverleningsorganisaties. Zoals: de opvang van de Hutu’s in het vluchtelingenkamp in Goma, Zaïre, 1995. Er waren beelden van stromen mensen in erbarmelijke omstandigheden de hele wereld rondgegaan. Geldinzameling komt tot stand. De hulporganisaties verdringen zich om ondersteuning te bieden. Al snel ontstaat een situatie waarin de 750.000 Hutu’s zich de situatie kunnen laten welgevallen en zelfs eisen stellen. Er ontstaat een nieuwe economie met restaurants, bars en winkels (waarin gestolen of overtollige hulpgoederen worden verkocht). En niemand lijkt zich af te vragen wat aan de vlucht van deze mensen voorafging. Polman geeft aan dat vanaf april 1994 de Hutu’s een vreselijke genocide hebben gepleegd in Rwanda op de Tutsi’s. Toen deze met hulp van Tutsi’s uit andere landen zich konder verweren/wraak wilden nemen, vluchten de Hutu’s naar Zaïre, om daar in Goma, onder bescherming van de VN en achter een façade van burgers zich te hergroeperen en bewapenen. De verhalen over de ‘strategische’ amputeringen van armen en handen van vrouwen en kinderen in Sierra Leone, om vooral veel westerse emoties en dus geld los te krijgen, gaan door merg en been, zogezegd. Bij het lezen van dit boek verlies je je vertrouwen in de zin van donaties aan goede doelen. Dat is niet de bedoeling van de schrijfster. Zij wil vooral dat er meer aandacht wordt besteed aan de politieke consequenties – en dus mogelijkheid tot misbruik - van hulpverlening. Zeker nadat Bush na 9/11 het startschot gaf om hulp vooral ook instrumenteel te maken aan de terrorismebestrijding.
Ok, ik (Anke) dan ook nog maar even over mijn boeken, hoewel we met elkaar uitwisselen. Alleen: ik had me erg verheugd op het boek van Erwin Mortier omdat het over WO I gaat, een interessante periode, maar na alle zinnen die Jan voorlas, houd ik het maar voor gezien, daar ga ik never niet doorheen komen.
Ik ben begonnen met een lekker oppervlakkig opwarmertje, om de vakantie makkelijk in te ‘stromen’: de nieuwste Dan Brown. Ik houd van thrillers, ik houd van geschiedenis, van interessante en fantastische verhalen, en vond de eerste (eigenlijk de derde) DB ‘de Da Vinci Code´ ook erg spannend. Moet helaas zeggen dat dit nieuwe boek voor mij een beetje een slap aftreksel is. Weliswaar vlot geschreven, leest lekker weg en vormt een mooi afgerond verhaal met een climax, en ook leuk om iets over de vrijmetselaarsrituelen te lezen, maar kan niet zeggen dat dit boek een geweldige indruk op me maakte. Leuke vakantielectuur en that´s it.
Vervolgens het boek dat ik van Charles en Esther kreeg (als kado voor mijn nieuwe baan), ‘Haar naam was Sarah’. Een indrukwekkend verhaal, over een enorme razzia in 1942 in Parijs, weliswaar op bevel van de Nazi’s maar geheel uitgevoerd en vormgegeven door de Franse politie. Ook het idee om vooral veel vrouwen en kinderen weg te halen kwam van de politie. Meer dan 10.000 mensen afgevoerd naar het Vélodrome d’hiver, waaronder ruim 4.000 kinderen (onder de 12 jaar)! In het Vel d’hiv zijn ze een aantal dagen onder erbarmelijke omstandigheden vastgehouden, in de brandende zon, zonder eten en drinken, en vervolgens afgevoerd naar kampen buiten Parijs en tot slot naar Auschwitz. Van deze groep mensen is niemand teruggekomen. Het boek vormt een dubbelvertelling: een klein meisje dat tijdens de razzia wordt meegenomen met haar familie enerzijds en een hedendaags verhaal van de journaliste die deze razzia beschrijft anderzijds. De verhalen vermengen zich steeds meer. Mooi boek, goed beschreven en schokkend om te lezen. Jammer van het ‘Amerikaanse’ einde, dat ik weer iets te makkelijk, te smooth vind.