Home
Jan van Wijngaarden
Mijn favorieten
Boekrecensies
Ideeën/stokpaardjes
Consuminderen
ChristenUnie homo's
Europees Referendum
Ietsisme
Asfaltwinkel
Flatlander fabel
Dejuridisering
Voetbal
Gedachten over MVO
Mijn God
Fotoalbum
Wijn
Sitemap
Discussie
Gastenboek

Begin 1997 kondigde Albert Heijn aan een groot aantal winkels te willen openen bij tankstations. Samen met mijn collega bij de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf, Rob Smit, schreef ik onderstaand, wat aangezet, artikel. Carla Twigt bedacht het woord 'asfaltwinkel', dat later die week in een radiorubriek over neologismen als 'beeldend' werd besproken. Het woord werd vergeleken met 'asfaltbloem' (prostituée).

 Volkskrant, 23 januari 1997

Asfaltwinkel zal consument ooit opbreken

Met supermarkten langs de snelweg zal op den duur niemand blij zijn, menen Jan van Wijngaarden en Rob Smit. Ze brengen niet alleen de nekslag toe aan de buurtwinkel, maar zullen ook leiden tot verschraling van het assortiment.

 ALBERT HEIJN wil winkels gaan openen bij enkele honderden Shell-benzinestations. McDonalds gaat een proef nemen met hamburgerrestaurants bij vijf Shell-stations. Volgens de Volkskrant  van 21 januari zullen Texaco en Spar niet achterblijven. Free Record Shop is in gesprek met Mobil. Bruna en ABN/AMRO staan in de rij. Voor de consument lijkt dit allemaal prachtig. De verruiming van de winkelsluitingswet stelde hem reeds in staat zijn inkopen te doen tot ‘in de randen van de nacht’. En binnenkort bevredigt de snelweg niet meer uitsluitend zijn wensen op het vlak van mobiliteit.

Bij de geschetste ontwikkelingen kunnen drie vraagtekens worden geplaatst. Om te beginnen: in hoeverre is een multifunctionele snelweg in overeenstemming te brengen met een duurzame ontwikkeling van onze samenleving? De omvang van de automobiliteit legt, onder meer door de uitstoot van milieuverontreinigende gassen, de geluidsoverlast en het beslag op schaarse ruimte een zware druk op de toekomstige kwaliteit van het leven in Nederland. Op allerlei manieren wordt daarom geprobeerd om deze automobiliteit terug te dringen. Het autorijden wordt duurder gemaakt door hogere brandstofkosten, spitsvignetten en rekening rijden. Er wordt veel geïnvesteerd in het openbaar vervoer om een alternatief voor de auto te bieden. En door middel van het stimuleren van tele-werken kan het woon-werk verkeer afnemen.

Het gebruik van de auto is in vele gevallen echter een bewuste keuze en sterk geworteld in het gedrag van burgers. Het realiseren van de door diezelfde burgers gewenste duurzame samenleving zal dus sowieso een heksentoer worden. Maar het toelaten van winkels langs de snelwegen lijkt wel sterk op dweilen met de kraan open. De automobilist zal immers een daarop afgestemd koopgedrag ontwikkelen en zich nog meer thuis voelen in zijn winkelwagen.

In de tweede plaats zou de ‘winkelweg’ wel eens het einde van de ‘winkelstraat’ kunnen betekenen. In het begin van deze eeuw was er nog grote overlap tussen het lokale economische systeem en het sociale systeem. Wonen, werken, winkelen en recreëren vonden voor het grootste deel van de bevolking hun samenhang binnen een herkenbare sociale omgeving. Men kon elkaar bij wijze van spreken ontmoeten in de kerk, bij de smid of in de fabriek, in het café en bij de kruidenier. Door de vervlechting van de woon- werk-, winkel- en recreatiefuncties was het dorp of de wijk in het algemeen bijzonder levendig. Vanwege geluid- en geurhinder konden op den duur bepaalde ambachtelijke en industriële activiteiten echter niet meer in de nabijheid van woningen plaatsvinden. In nieuwbouwwijken worden uitgaansgelegenheden geweerd omdat zij de nachtrust kunnen verstoren. De levendigheid van dorpen en wijjken wordt momenteel hoofdzakelijk bepaald door lokale winkelstraten en –centra.

Schijnbaar onschuldige boodschapjes langs de snelweg zullen waarschijnlijk voor een deel ten koste gaan van de omzet van deze winkels en de levensvatbaarheid daarvan aantasten. De lokale werkgelegenheid en de leefbaarheid van de woonomgeving zullen in dat geval onder druk komen te staan.

Ten derde kan het toestaan van ‘asfaltwinkels’ op de wat langere termijn voor de consument nadelig uitpakken. Op de korte termijn dient het gemak de mens. Maar hierbij wordt vergeten dat deze winkelformule op het lijf geschreven is van een klein aantal zeer dominante aanbieders. Van Praag betoogde op 6 januari al op deze pagina dat het vrij markt-geloof van het kabinet-Kok een tendens tot grootschaligheid met zich kan meebrengen. Ook in de vrije toetreding van asfaltwinkels tot de detailhandelsmarkt schuilt het gevaar van grootschaligheid. De reeds verworven marktaandelen van Ahold en Shell kunnen immers een hefboom vormen voor een overheersing van de snelwegsector van de levensmiddelenmarkt.

De verontwaardiging van het midden- en kleinbedrijf over deze oneerlijke concurrentie, bij monde van MKB-Nederland, is dan ook begrijpelijk. In het kielzog van de nieuwe Wet Economische Mededinging dreigt de consument overgeleverd te worden aan slechts twee of drie grote levensmiddelenleveranciers. De huidige variëteit in aanbod en de – in vergelijking tot andere landen – lage prijzen zullen dan tot het verleden behoren. Een kortzichtige consument heeft hier helaas geen boodschap aan. Maar bij een verstandig en tijdig overheidsbeleid zullen onze kinderen niet hoeven te horen dat vroeger alles beter was.

Jan van Wijngaarden en Rob Smit zijn als stafmedewerker werkzaam bij de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf.

Jan van Wijngaarden
webmaster@janvanwijngaarden.nl