Op de vraag van Willem Breedveld in Trouw van 29 november 2008: "Moeten we blijven consumeren om de economie te redden?", antwoordde ik op 6 december het volgende:
Is de vraag naar de noodzaak van consumeren niet een elitaire vraag? Volgens Achterhuis (Het rijk van de schaarste, 1988) redden we door te consumeren niet zozeer de economie alswel onszelf. Hij baseert zich op de Franse filosoof René Girard, die de ‘mimetische begeerte’ (begeerte die voortkomt uit vergelijking met anderen) beschouwt als de elementaire bron voor geweld tussen mensen. Achterhuis onderscheidt de ‘traditionele samenleving’ en de ‘moderne samenleving’. In de traditionele samenleving krijgt de mens vanuit een externe, vaak op religie gebaseerde, bron een zelfbeeld aangereikt, waardoor hij zich niet hoeft te vergelijken met anderen om te weten wie hij is. Zo kan binnen die samenleving het geweld tussen mensen worden uitgebannen. In de moderne samenleving, van na de Verlichting, ontleent de mens zijn status in hoge mate aan wat men in vergelijking tot anderen bezit en kan consumeren. Dit is voor het overgrote deel van de samenleving de belangrijkste bron voor het individuele zelfbeeld. Lang niet iedereen zal van die vergelijking vrolijk worden, maar het geweld tussen mensen kan uitblijven als er een gerechtvaardigde verwachting kan bestaan van groei; dat de situatie kan verbeteren. Slechts zij die hun zelfbeeld bijvoorbeeld aan hun geloof kunnen ontlenen of een intern zelfbeeld ontlenen aan psychische groei kunnen zich permitteren te twijfelen aan de noodzaak van consumeren. Omgekeerd geredeneerd: ‘consuminderen’ en economische krimp zou de samenleving op langere termijn niet hoeven te destabiliseren als we in staat zijn om aan immateriële, persoonlijke groei maatschappijbreed een hogere waarde toe te kennen.
Jan van Wijngaarden, Gouda