Eind 2007 besloot de ChristenUnie, naar aanleiding van het bezwaar van een (gemeenteraads)lid tegen een homo ChristenUnie -vertegenwoordiger om een commissie in te stellen die de partij moest adviseren over de participatie in de activiteiten van de partij door mensen met een (sexuele) levensstijl die niet door de meerderheid van de achterban wordt gedeeld. Mijn nicht Nel Verburg en ik schreven voor Trouw de volgende ingezonden brief, die niet werd geplaatst, omdat de ophef inmiddels van twee weken terug was.
"Het laatste oordeel …
Mw. Lont van de ChristenUnie wil niet worden vertegenwoordigd door homoseksuele partijgenoten. Zij vindt zelfs dat haar partij hen dient te weren uit partij-vertegenwoordigende functies. Ze staat daarin niet alleen. In een interview voor de televisie vergeleek een partijlid onlangs, onder verwijzing naar een bijbeltekst, homoseksuelen met pedofielen en dieven.
Bij de laatste landelijke verkiezingen stemde ik ChristenUnie. De kans dat ik dat weer zal doen is bijzonder klein. Enigszins naïef misschien, meende ik te maken te hebben met een groep weldenkende mensen die vanuit een niet-dogmatisch christelijke inspiratie oplossingen zoekt voor maatschappelijke problemen. Met name de standpuntbepaling in het spanningsveld tussen economie en milieu sprak mij bijzonder aan. Ik durf de stelling aan dat ik hierin bepaald niet alleen sta. Een groot deel van de spectaculaire verkiezingswinst van de ChristenUnie kan er mijns inziens door worden verklaard.
Ik vrees dat de kwestie rond homoseksualiteit een voor mij onverteerbaar element van het gedachtegoed van de ChristenUnie aan het licht brengt. Voor mij zijn in beginsel alle mensen gelijkwaardig. Aspecten als geslacht, huidskleur of seksuele geaardheid zijn daarbij voor mij irrelevant. Voor de ChristenUnie ligt dat kennelijk anders: waarschijnlijk omdat de partijleiding vreest het orthodoxe deel van de achterban voor het hoofd te stoten, wordt discriminatie van homoseksuelen niet resoluut van de hand gewezen. De partij heeft een commissie ingesteld die moet oordelen over hun gelijkwaardigheid.
In een moderne samenleving als de Nederlandse vind ik dat een gênante toestand. Dat de commissie ook onderwerpen als ongetrouwd samenwonen en seks voor het huwelijk in haar beschouwingen zal betrekken, is een slimmigheid waardoor het lijkt te gaan om een algemeen oordeel over het gedrag van sexueel actieve mensen. Nog afgezien van het schrikbeeld dat ook deze handelingen, die tot het privé domein van mensen behoren, anno 2007 tot een ‘excommunicatie’ zouden kunnen leiden bij een politieke partij waar ik op heb gestemd, ben ik bang dat deze invalshoek dient om te verhullen dat de ChristenUnie aan homofiele leden met politieke ambitie gedragsrestricties gaat opleggen met de meest indringende strekking voor de persoonlijke levenssfeer. Bekend is immers dat strikte bijbelexegese in het orthodoxe deel van de ChristenUnie –achterban heeft geleid tot acceptatie van celibataire homofielen. Men hoopt de kool en de geit te sparen door te stellen dat “ze het wel mogen zijn, maar niet mogen ‘praktiseren’”. Hetero’s mogen niet ‘naast het potje piesen’ en homo’s mogen zelfs helemaal geen liefdesrelatie hebben als ze politiek actief willen zijn binnen de ChristenUnie.
En waar gaat het om? Iemand is lief voor iemand van hetzelfde geslacht en wordt louter daarom onwaardig geacht om mee te denken en beslissingen te nemen over milieumaatregelen, ruimtelijke ordening, kinderopvang, onderwijs e.d.! Het kenmerk van discriminatie is dat dat oordeel wordt verbonden aan objectief irrelevante persoonskenmerken. Er zijn kennelijk christenen die een dergelijk oordeel voor zichzelf kunnen rechtvaardigen met teksten uit de bijbel die ze koesteren als een talent dat ze in de grond hebben gestopt. Als dit wordt bedoeld met ‘praktiserend christen’ zijn, denk ik dat menigeen binnen de ChristenUnie de werkelijke inspiratie van Jezus heeft gemist. Oordeelt niet … "
26 november 2007